Marinus van Reymerswael
Door: Joop Smits
Marinus van Reymerswael was een kunstschilder, geboren in Reymerswael tussen 1480 en 1490. Hij studeerde in Leuven en werkte als jongeman in Antwerpen in het atelier van Quinten Matsys. Later kreeg hij een eigen atelier in Reymerswaael, waar hij schilderijen maakte die hij aan klanten verkocht.
Nog niet zo lang geleden was Marinus alleen door zijn schilderijen bekend. De mensen van Reymerswael zijn immers uit ons geheugen verdwenen, omdat de stad verdwenen is maar vooral omdat het archief van Reymerswael verdwenen is. Dat archief, dat overgebracht was naar Middelburg, is in 1940 vernietigd door een Duits bombardement. Als het er nog geweest zou zijn, zou je Marinus zeker in oude stukken zijn tegengekomen, bijvoorbeeld van een gilde of van een rechtbank. Maar helaas is alles verdwenen.
Pas de laatste jaren komt er informatie boven water over Marinus uit archieven buíten Reymerswael. Sinds 1995 houdt Dr. Adri Mackor zich met hem bezig; hij begon systematisch naar Marinus te zoeken in de archieven elders. Ook andere kunstkenners onderzochten Marinus, en in 2021 was er een tentoonstelling van Marinus’ werk in het Prado museum in Madrid, waar een prachtige catalogus bij werd uitgegeven.

Ex Castro
De jongen Marinus ging in 1504 studeren in Leuven. Zijn naam komt daar voor in een inschrijvingslijst met de aanduiding ex castro. Die toevoeging bij zijn naam is een verwijzing naar het Kasteel, een van de drie campussen van Leuven, en laat zien dat Marinus van arme komaf was en niet in staat het hele inschrijfgeld te betalen. Ondanks dat mocht hij gewoon gaan studeren en de daaropvolgende jaren heeft hij zich dan ook verdiept in de zeven vrije kunsten van die tijd, die het leerprogramma vormden tot vrije burgers, mensen die een zelfstandige rol in de maatschappij konden vervullen.
Het volgende levensbericht dat Mackor van hem vond is uit 1509, wanneer Marinus wordt ingeschreven in het Sint-Lucasgilde in Antwerpen. Daar heeft hij, in dienst van de werkplaats van zijn meester Quinten Matsys, de finesses van het schildersvak geleerd. Wanneer Matsys overlijdt in 1530, keert Marinus terug naar Reymerswael om daar een eigen schildersatelier te starten en schilderijen te maken en verkopen. Dit alles maakt 1530 wel tot een heel markant jaar, immers het is ook het jaar van de Sint-Felixvloed, die het begin van het einde inluidde voor Reymerswael.
Op zijn schilderijen signeert Marinus soms zijn werk en voorziet hij het van een jaartal. Ook noteert hij soms de naam Reymerswael, waarmee hij aangeeft dat het in Reymerswael is gemaakt.



Antwerpen
Marinus schilderde maar een beperkt aantal onderwerpen, schilderijen van een bepaald type dat voor het publiek herkenbaar was: belastinginners, geldwisselaars, een advocatenkantoor en de heilige Hieronymus in zijn studeerkamer. Het waren de onderwerpen die hij in Antwerpen had leren kennen.
Met deze onderwerpen was Marinus niet vernieuwend, sterker nog: qua compositie lijken ze sterk op zijn voorgangers, Quinten Matsys en Albrecht Dürer. Er was grote vraag naar deze schilderijen, vooral in Antwerpen werden ze verkocht. Marinus reisde zelf naar Antwerpen om materialen aan te schaffen voor zijn atelier en om schilderijen af te leveren.


Vanuit eigen interesse
Marinus schilderde in een tijd die later de Renaissance is gaan heten, een tijd waarin veel veranderde. Nog maar kortgeleden werden door schilders meestal religieuze thema’s afgebeeld met het doel het geloof van de kerkgangers te versterken. Het was dan ook in de kerk dat je schilderijen zag. Maar de grote economische vooruitgang maakt het mogelijk om deze zelfde onderwerpen vanuit eigen interesse te schilderen. Dat betekent dat Marinus ze aanpast aan de smaak van zijn kopers. Zo dragen de Geldwisselaar en zijn vrouw dure kleren, gemaakt van de fijne lakense stof die hier in de zuidelijke Nederlanden werd geproduceerd. De kwaliteit en schoonheid van die stoffen waren bekend geworden in heel Europa en de handelaren verdienden er veel geld mee.

Inktpot
De originaliteit van de schilder Marinus blijkt verder uit de details. Zo schildert hij de voorwerpen die te zien zijn rondom zijn personen zeer gedetailleerd. Marinus vult zijn schilderijen met voorwerpen uit zijn eigen omgeving. Je vindt bij Matsys wel een inktpot en een kruisbeeld, maar niet déze inktpot en dít kruisbeeld. Marinus schildert steeds dezelfde inktpot en hetzelfde kruisbeeld, wat aannemelijk maakt dat hij deze voorwerpen bezat.

Bestaande teksten
Het zijn dus de voorwerpen en de interieurs die de schilderijen van Marinus tot echt Reymerswaels maken, we werpen werkelijk een blik in Reymerswael. Het meest opvallende en eigen aan het werk van Marinus zijn wel de afgebeelde teksten. Je zien teksten in boeken en heel veel op losse bladen. Het bijzondere is dat deze teksten te lezen zijn. Dr. Mackor heeft bewezen dat het bestaande teksten zijn, die Marinus uit zijn omgeving kende. Ook toonde hij aan dat er in verwezen wordt naar mensen en gebeurtenissen uit Reymerswael.

Mackor suggereert dat Marinus naast het beroep van schilder ook een administratieve functie had, bijvoorbeeld klerk bij een advocaat of bij de rechtbank. Marinus had gestudeerd, kende Latijn en had een mooi handschrift, dat je terugziet op de teksten op zijn schilderijen. Deze teksten schreef Marinus zelf met een ganzenveer en inkt bovenop de olieverf. Wanneer je Reymerswael wilt leren kennen, zijn deze teksten dus een extra bron van informatie.
In 1540 verhuisde Marinus naar Goes. Had dit te maken met de achteruitgang van zijn geboortestad Reymerswael? Rond die tijd waren de negatieve effecten van een verminderde economie al zeker wel te voelen en we weten dat veel mensen wegtrokken uit Reymerswael omdat ze hun beroep niet meer konden uitoefenen. Maar er kunnen ook omstandigheden uit Marinus’ privéleven mee hebben gespeeld bij zijn vertrek en wel het overlijden van zijn eerste vrouw. Hoe dan ook, in 1540 verhuisde Marinus van Reymerswael naar Goes, met een dochtertje genaamd Susanna. Het is moeilijk voor te stellen hoe hij zich op dat moment voelde. Ging hij een onzekere toekomst tegemoet?
Al snel na de verhuizing trouwt Marinus met een nieuwe vrouw en komt te wonen in een huis in de Klokstraat in Goes. In datzelfde pand, dat nog steeds bestaat, is hij een nieuw schildersatelier begonnen. Kijkend naar dat huis kun je bedenken dat zijn atelier toch maar klein geweest moet zijn, en dat zal in Reymerswael niet anders geweest zijn.
Ook in het Goese archief heeft meneer Mackor informatie over Marinus boven water gehaald. Marinus is waarschijnlijk in 1546 overleden. Zijn vrouw overlijdt in 1557 of 1558. Zij hadden twee zonen Michiel en Toonken, die vanaf dat moment worden geplaatst onder voogdij van de Goese weeskamer. Marinus’ dochter Susanna was intussen volwassen.
Ik vind het mooi om dit verhaal te eindigen met een afbeelding van een gedeelte van de zogenaamde Scheldekaart, omdat we hier de beide woonplaatsen van Marinus kunnen zien. Links Goes en rechts Reymerswael (Rommerswaal).
Ik fantaseer bovendien dat je met de schepen die zijn afgebeeld naar Antwerpen kon varen en weer terug. Inderdaad was er een wekelijkse veerdienst vanuit Reymerswael naar Antwerpen. Marinus heeft vast en zeker zowel als student als als meester-schilder van deze veerdienst naar Antwerpen gebruik gemaakt.
Mackor suggereert dat Marinus naast het beroep van schilder ook een administratieve functie had, bijvoorbeeld klerk bij een advocaat of bij de rechtbank. Marinus had gestudeerd, kende Latijn en had een mooi handschrift, dat je terugziet op de teksten op zijn schilderijen. Deze teksten schreef Marinus zelf met een ganzenveer en inkt bovenop de olieverf. Wanneer je Reymerswael wilt leren kennen, zijn deze teksten dus een extra bron van informatie.
In 1540 verhuisde Marinus naar Goes. Had dit te maken met de achteruitgang van zijn geboortestad Reymerswael? Rond die tijd waren de negatieve effecten van een verminderde economie al zeker wel te voelen en we weten dat veel mensen wegtrokken uit Reymerswael omdat ze hun beroep niet meer konden uitoefenen. Maar er kunnen ook omstandigheden uit Marinus’ privéleven mee hebben gespeeld bij zijn vertrek en wel het overlijden van zijn eerste vrouw. Hoe dan ook, in 1540 verhuisde Marinus van Reymerswael naar Goes, met een dochtertje genaamd Susanna. Het is moeilijk voor te stellen hoe hij zich op dat moment voelde. Ging hij een onzekere toekomst tegemoet?
Al snel na de verhuizing trouwt Marinus met een nieuwe vrouw en komt te wonen in een huis in de Klokstraat in Goes. In datzelfde pand, dat nog steeds bestaat, is hij een nieuw schildersatelier begonnen. Kijkend naar dat huis kun je bedenken dat zijn atelier toch maar klein geweest moet zijn, en dat zal in Reymerswael niet anders geweest zijn.
Ook in het Goese archief heeft meneer Mackor informatie over Marinus boven water gehaald. Marinus is waarschijnlijk in 1546 overleden. Zijn vrouw overlijdt in 1557 of 1558. Zij hadden twee zonen Michiel en Toonken, die vanaf dat moment worden geplaatst onder voogdij van de Goese weeskamer. Marinus’ dochter Susanna was intussen volwassen.
Ik vind het mooi om dit verhaal te eindigen met een afbeelding van een gedeelte van de zogenaamde Scheldekaart, omdat we hier de beide woonplaatsen van Marinus kunnen zien. Links Goes en rechts Reymerswael (Rommerswaal).
Ik fantaseer bovendien dat je met de schepen die zijn afgebeeld naar Antwerpen kon varen en weer terug. Inderdaad was er een wekelijkse veerdienst vanuit Reymerswael naar Antwerpen. Marinus heeft vast en zeker zowel als student als als meester-schilder van deze veerdienst naar Antwerpen gebruik gemaakt.
door: Joop Smits