Op grote voet of een halve zool

door: Anton van Oost

Het verhaal gaat dat de inwoners van de stad Reymerswael op te grote voet leefden. Ze rolden van het ene feest in het andere en dat ze zich geen zorgen maakten om hun veiligheid achter de dijken en wallen en wat dat betreft waren het halve zolen. Het zou allemaal niet zo’n vaart lopen met de gevaren van hoog water die de stormen met zich meebrachten.

Iemands rijkdom was in de late middeleeuwen af te zien aan de grote (lengte) van de schoenen: hoe langer de schoen, hoe rijker en voornamer. De vraag is of we de rijkdom van de Reymerswaelenaars terug in de schoenen?

In vroeger tijden heb ik, als amateurarcheoloog, edoch sinds de toetreding van (de wetten) Malta in de EU gepromoveerd tot/naar schatgraver, vele (massa’s) schoenzolen gevonden op de verdronken stad Reymerswael. Ook vele andere leren voorwerpen werden er gevonden, zoals riemen, veters, bovenleer, leersnippers en schedes. Mijn collectie zolen is zodoende een bron om vast te stellen of de inwoners op te grote voet leefden.

Site

Gewapend met een schop, een emmer een detector voor de toevallige gouden muntjes (je weet het maar nooit) gingen we met een bootje naar het ondergelopen Verdronken land. De zandplaat waar Reymerswael lag werd de Speelmansplaat genoemd. “Amateurarcheologen” uit alle windstreken van Vlaanderen tot Köln en tot Leiden spoedden zich ieder weekend naar Tholen, om mee te varen om te zien of er iets van hun goesting bij was. Van beerputten, watertonnen en sloten om zich aldaar te verrijken met keramiek van Siegburger, Andenner, Langerweher, Raerener, Aachener of Pingsdorfer waar en grapen, kruikjes en waterkannen van inheemse herkomst. Alwaar men dan na het komen van de vloed weer naar Tholen spoedde om tijdens en na de terugvaart te goed doen aan een overmaat van wat tegenwoordig Zeeuwse zilte zaligheden heet, zoals mossels en bolussen. Alles weggespoeld met wat zeker en vast geen water was.

De site heeft vele particuliere collecties gevuld en gelukkig treffen we ook veel vondsten aan in museale collecties.

Geschiedenis

Al het leer kan m.i. toegewezen worden aan de periode 1200 tot 1550. Waarom deze periode? In mijn keramiek verzameling heb ik van deze site een enkele Badorf en Paffrath vondst. Een weinig mogelijk Brunssum en Pingsdorf en het jongste keramiek omvat Raerener of Aachener puntneuzen, Keuls steengoed en Siegburg uit de periode tot 1530/1550. Rond 1203 komt de naam “Reimerswale” voor het eerst voor in aktes en gezien de keramiekvondsten Badorf en fragmenten van zeer vroege kogelpotten zal het ontstaan rond 1000 hebben plaatsgevonden. Een ontstaan van “Romerswaele” in de Romeinse tijd acht ik niet bewezen. Hoewel het hemelsbreed niet ver van Nehalennia/Colijnsplaat (Ganuenta)  aan dezelfde (Ooster)Schelde is gelegen. De oorspronkelijke rivier de Schelde die naar de Noordzee stroomt door het Thoolsche Gat is een Romeinse ontstaansgeschiedenis niet uit te sluiten. De vaarwegafstand is 30 kilometer.

 

Zolen

Het zijn wel meer dan duizend schoenzolen (en veel ander leer) geweest, welke ik ooit gevonden heb. Ik heb ze met tientallen uitgedeeld en het leer in emmers vol. Soms denk ik als ik ze op Ebay of Marktplaats zie passeren “Is dit een zool uit Reymerswael?”. Mocht u de herkomst van uw zolen niet weten, houdt uwe neus er dan eens tegen. Is het een zweetlucht dan heeft u pech, is het een frisse zilte smaak met een modderige ondertoon, dan is het er gegarandeerd eentje van Reymerswael. Nog 109 zolen en halve zolen heb ik in mijn bezit, geconserveerd met glycerine hebben ze de tand des tijds sinds het opgraven doorstaan. Deze 109 zolen zijn hele bewaarde zolen, we spreken hier over een collectie en afkomstig van één site.

Gildes

Reymerswael had vele gildes en één van de gildes was het schoenmakersgilde, “scoenmakersgilde” “cordewaniers”. Ik heb de zolen niet wetenschappelijk onderzocht. Ik heb geen bronnenonderzoek gedaan. De volgende parameters zijn niet vastgesteld: Leersoort, leerdikte, vrouwen- of mannenzolen, enkelvoudige of samengestelde zolen, welke eeuw, krimp van het leer, soort steken, breedtes van de hiel, middenstuk genoemd leng, voorvoet genoemd bal, Op basis van de breedte van de leng is een zool door mij aangewezen als zool van een man of vrouw en deze verdeling is gebaseerd op overlevering. Wat inhoudt van horen klappen (zeggen) op het moment dat wij per boot onder het genot van overvloedig alcohol de terugreis naar Tholen maakten en waar de archeologische sterke verhalen hoogtij vierden en waar visserslatijn een onbenullig geklap bij was. Overigens zijn sommige zolen zeer smal. Dit onderbouwt de stelling dat de oorspronkelijke inwoners van Reymerswael uit Frankrijk kwamen, waar men nu veel fijner van lichaamsbouw was.

De Middelburgse geneesheer en oudheidkundige J.C. de Man publiceerde in 1893 een collectie menselijke schedels, afkomstig uit het in 1877 beschreven kerkhof.

Het enige wat ik heb gedaan is een statistiek gemaakt met de maten om aan te geven wat de gemiddelde maat was in de late middeleeuwen. Hetgeen dan niet alleen bevestigt, dat de mensen fijner van bouw waren, maar wellicht kleiner dan nu. Ondanks dat leefden de toenmalige inwoners van Reymerswael op grote voet en liever feesten dan geld uitgaven aan het broodnodige onderhoud van hun dijkjes.

Ik ben na wat zoeken op het internet als volgt te werk gegaan: De maat heb ik vastgesteld door de leest te meten, zijnde vanaf de binnenkant naairand van de hiel tot de binnenkant naairand van de punt van de neus. De uitkomst in cm heb ik gedeeld door de factor 0,6667 om op de in Nederland gebruikte “Europese” schoenmaat uit te komen.

Voorbeeld. Een leest met een lengte van 24 cm leidt tot schoenmaat 36.

De Franse correctie heb ik er niet op toegepast, want deze stelt dat de leest 2 cm groter moet zijn, om de voet ruimte te geven. Controle bij mijn schoenmaat 43 gaf aan, dat er tussen de schoenleest en de lengte van mijn voet ongeveer 2 cm ruimte is, dus wij Nederlanders kopen vaak  schoenen in een maat, waarin de 2 cm ruimte voor de voet over het algemeen is voorzien. Dus eigenlijk maat 46, hoewel vermeld 43.

 

De lezer ziet dan de maten 34, 35, en 36 procentueel de hoofdmoot vormen.De mediaan (het midden van de op grootte gerangschikte zolen) is maat 35. De modus (de maat met het hoogste percentage aanwezige zolen) is eveneens maat 35. De verdeling van de percentages leiden statistisch gezien tot een mooie normale verdeling.

 

Ik heb gemeend zonder enig wetenschappelijke grondslag vrouwenzolen te moeten aanwijzen op basis van de smalle leng vanaf maat 33 en de maten tot 33 toe te wijzen als kindermaten. Met als gevolg dat in de statistiek geen onderscheid in jongens- of meisjeszolen zichtbaar is. Daar het percentage van deze beperkte statistiek het hoogst is bij maat 35, is dit een gemiddelde van vrouw en man, waarbij de vrouw een gewogen gemiddelde maat van 34 gehad zal hebben en de man 38, anno 2012 respectievelijk 39 en 44.

De conclusie is dat de huidige Nederlander op ruwweg 5 maten grotere voet leeft dan 5 eeuwen terug. Of we per eeuw 1 maat groeien weet ik niet. Mijn zoons hebben maat 45, dus de groei zet door.

Opvallend blijft de smalle zool, ge kunt bijna niet geloven dat voeten zo smal waren, echter de buitenkant van de schoen zal meest van zacht leder geweest zijn, hetgeen veel rek gaf.

De kleinste maat is 14 en de grootste maat is 44. Tegenwoordig is maat 48 heel gewoon.

Halve zolen

Naast hele zolen kom ik nu bij de halve zolen. Ook die heb ik in mijn verzameling. 16 stuks om precies te zijn waarvan 6 hakken en 6 zolen.
Dit leidt tot een percentage op het totaal van 15%.

Of het gebruikelijk was om halve zolen en hakken te produceren, weet ik niet? Het kunnen reparatiestukken geweest zijn. Ik heb geen bronnenonderzoek gedaan, voor zover er bronnen mochten zijn. De halve zolen zijn vaak rondom gestikt geweest.

De maten van de halve zolen heb ik geëxtrapoleerd door de afmetingen te vergelijken met die van hele zolen. Voorbeeld: Is de hak even groot als de hak van een zool met maat 35, dan heb ik deze hak toegeschreven aan maat 35.

Next project

De rijkdom van de inwoners van Reymerswael zien we niet terug in de zolen. Het gezegde dat de inwoners van Reymerswael op te grote voet leefden zal betrekking gehad op hun uitgavenpatroon in de vorm van feesten en hossen, niet aan hun zolen, laat staan de halve zolen. En of het verhaal feesten en hossen klopt, ja, dat blijft de vraag. Een archeologische onderbouwing is nog niet gevonden. Dat ze halve zolen zijn geweest is eerder te onderbouwen, vanwege hun nalatigheid de veiligheid van de stad goed te borgen.

Nu ik na 30 jaar dit project tot een goed einde heb weten te brengen, ga ik en passant en zelf voldaan met de volgende oefening verder. Namelijk het inventarissen van de muntjes. Ge weet maar nooit waar een detector goed voor was, in ieder geval weer voor jaren werk om weer een gezegde op te lossen. Afhankelijk van het aantal muntjes vrees in dan deze oefening jaren zal aanlopen. Ge weet maar nooit. Het geld ligt op straat.

Scroll naar boven